Irene Koene

Irene Koene

logo
Trouwambtenaar Gemeente Dordrecht
voorjaar 2020

‘Van oorsprong ben ik kleermaker, maar dat is niet mijn beroep. Ik doe nu van alles. Sinds vorig jaar heb ik een atelier in DOOR en samen met Studio Blijmakers doe ik dagbesteding. Daarnaast heb ik nog cursisten en doe ik dingen voor mezelf.’ Irene is raadslid in de gemeente en hoopt daarnaast met haar pas afgeronde studie toegepaste psychologie een netwerk op te zetten voor het coachen en begeleiden van jongeren. ‘Het gaat om het aan de slag gaan met jongeren, niet therapeutisch, maar dat ze zich creatief leren uiten.’ Irene leidt een druk bestaan. ‘Het enige wat ik al heel lang doe is trouwen, al twintig jaar. Het is een heel gek onderdeel van mijn leven geworden.’

Na de geboorte van haar zoon werkte Irene vooral thuis. Haar man was internationaal chauffeur en was juist vaak van huis. Totdat hij een hartinfarct kreeg en een aantal keer geopereerd moest worden. ‘Toen hij thuis zat, bleek dat we helemaal niet gewend waren om altijd bij elkaar te zitten. Ik moest iets hebben waarmee ik de deur uit kon.’ Ze belde de leidinggevende van haar moeder, die ook huwelijken sloot, en vroeg: ‘ik wil eigenlijk weten hoe ik trouwambtenaar kan worden. Als je me dat tien jaar daarvoor had gezegd, had ik je heel hard uitgelachen. Het leek mij leuk, zeker omdat je met andere mensen in contact bent en buiten de deur komt.’ Op 2 september 2000 werd Irene benoemd.

Als trouwambtenaar probeert Irene zo dicht mogelijk bij zichzelf te blijven. ‘Je kunt van alles en nog wat willen, maar hoe ingewikkelder je het maakt, hoe meer er fout kan gaan en hoe onlogischer het wordt. Er kan altijd van alles gebeuren in de zaal.’ De onvoorziene omstandigheden die zijn ontstaan door het coronavirus maken dit maar al te duidelijk. Zo mogen, ook op het stadhuis, maar 10 mensen aanwezig zijn, inclusief het bruidspaar. ‘Dat wordt bijna niet geaccepteerd. Uiteindelijk gaan mensen wel akkoord, maar het wordt als heel lastig, vervelend en onterecht beschouwd. Ik heb volgende week een huwelijk en dat wordt nog spannend, want ze zijn eigenlijk met z’n twaalven en dat mag dus niet. Nu heb ik een tussenvariant bedacht, waarbij de moeders wel naar binnen gaan en de vaders als een soort portier bij de deur blijven staan. Ze kunnen het dan wel horen, maar zitten niet in de zaal.’

‘Ik ben van mening dat je niet moet kijken naar wat niet kan, maar naar wat wel kan. Dit geldt zeker voor deze tijden. Ook al zijn ze met z’n vijven, dan laat ik het bruidspaar op de gang staan en zeg ik tegen de gasten: “jongens, wel een beetje herrie maken.” Dan probeer je er toch wat meer sjeu aan te geven, want het is gewoon een fluttijd natuurlijk. Het gaat wel dieper dan wanneer je een zaal hebt met tachtig man. Bij een kleine groep staat iedereen heel dicht bij het bruidspaar, dan moet je het verhaal anders brengen. De keuzes die gemaakt worden liggen ook veel dichter bij hunzelf. Het is noodgedwongen natuurlijk, maar het is wel veel intenser. Ik kan me voorstellen dat, ondanks dat je het allemaal graag wilt delen, het als herinnering toch iets heel bijzonders wordt.’

De coronacrisis heeft misschien ook wel iets positiefs. ‘Ik vind het wel weer leuk dat door corona iedereen weer even wordt teruggeworpen op waar het om gaat in het leven, de basis. Dat is niet je smartphone, maar het contact met je zus, je broer, je moeder of je vrienden. Het is echt even een confrontatie met de beperktheid van het leven.’ Desalniettemin hoop Irene dat het we op den duur weer terug kunnen naar het oude. ‘Het is ook gewoon wel lekker, zo’n hele volle zaal, met applaus en lachen. Dat maakt trouwen ook zo leuk, dat het niet allemaal hetzelfde is!’