Margreet Lefeber-Karres

Margreet Lefeber-Karres

Voormalig docent middelbare school
voorjaar 2020

'Hoe Margaretha van Godewijck in het Latijn schrijft, dat zou ik gewoon niet eens kunnen. En dan heb ik nog wel klassieke talen gestudeerd!’ Margreet Lefeber is al lang geïnteresseerd in de Dordtse dichteres Margaretha van Godewijck, met name haar interesse in de klassieke oudheid. De Dordtse Margaretha was een bijzondere vrouw, zoals blijkt uit haar gedichten en haar kennis van klassieke verhalen. Bijvoorbeeld het verhaal van Ganymedes, waarvan we een glimp kunnen zien op het zelfportret van Cornelis Bisschop. Margaretha schreef er een gedicht over, waarin ze haar bewondering voor haar leermeester Bisschop tot uitdrukking bracht.

Lefeber werkt al jaren aan de vertaling van Van Godewijcks Latijnse gedichten die haar zo fascineren. 'Het gonsde in bepaalde lagen van de bevolking van de klassieke oudheid', vertelt Lefeber. Zelf zat Margaretha als meisje niet op de Latijnse school, maar ze verkeerde duidelijk wel in hogere kringen. Het Latijn leerde ze waarschijnlijk van haar vader, die zelf lesgaf in de onderbouw en niet had gestudeerd. Volgens Lefeber had Margaretha echter veel meer talent dan haar vader. 'Mag ik dat zeggen?' vraagt ze. 'Het leuke is dat een aantal gedichten waarover wordt gezegd "dat zal wel van haar vader zijn", gewoon in haar bundel staat, en dat is dus nooit gezien!'

Lefeber wil Margaretha van Godewijck de bekendheid geven die ze verdient. 'In de negentiende eeuw, toen haar bundels via omzwervingen in Parijs weer in Dordrecht terecht kwamen, werd ze enorm bewonderd, maar op een gegeven moment was dat weer voorbij. Totdat in 2005/6 iemand bedacht "misschien moeten we er toch eens een keer iets mee doen" en dan is het natuurlijk handig als er iemand zou zijn die het Latijn kon vertalen.' Lefeber nam deze taak op zich en begaf zich in een zoektocht naar talloze brieven en gedichten. 'En dat is natuurlijk geweldig leuk geweest!'

Aan haar woordgebruik is Margaretha’s kennis van het Latijn goed af te lezen. Uit de brieven blijkt ook meermaals dat ze bekend was met de oude gezegden van Plinius. 'Ik denk dat ze gewoon strooit met die kennis, om haar geleerdheid te laten zien.' Bijzonder is haar vriendschap met dominee Andreas Colvius, 'een geniale man'. Ze schreef hem gedichten, die ze aan hem gaf, maar deze gedichten staan ook in haar bundel. Hoewel Margaretha zich meestal bescheiden opstelde – ze zou slechts een mus zijn vergeleken bij de adelaar die de door haar bewonderde dichteres Anna Maria van Schurman was – bewaarde ze toch zeer zorgvuldig alles was ze schreef. 'Ik vind het wel grappig', lacht Lefeber, 'dat als je iemand iets schrijft, bijvoorbeeld een gedicht, dat je het dan zo goed vindt dat je denkt, "ik wil dit bewaren in mijn boek".' Gepaste trots is gezien haar bijzondere en rijke nalatenschap volgens Lefeber absoluut op zijn plaats.